Wat scheg je?
Impressie van de VBW-excursie op 7 februari 2020 naar expo De Amsterdamse Scheggen in ARCAM.
Zo’n 20 vrouwen luisterden aandachtig naar het verhaal van landschapsarchitecte Philomène van der Vliet, medeoprichter van en werkzaam bij BOOM Landscape over het belang van de Amsterdamse Scheggen. Zij benadrukte dat duurzaamheid nu de opgave voor de stad is en ook voor het bureau BOOM landscape. Het gaat hen om het ontwerpen van ruimten die iedereen begrijpt, met gebruikmaking van lokale materialen.
Nut en genoegen
We moeten antwoorden vinden op vraagstukken als klimaatadaptatie, hittestress, afname van biodiversiteit. Het behoud van de scheggen is daarbij heel belangrijk. Deze groene gebieden zijn niet alleen een recreatief uitloopgebied: nut (CO2-uitstoot verminderen, verzilting tegengaan) en genoegen kunnen samengaan.
Manifest
Amsterdam telt 8 scheggen: 7 op het land en de IJmeerscheg. Gedurende een jaar heeft het Parlement van de Scheggen o.l.v. landschapsarchitect Dirk Sijmons gewerkt aan een manifest. Vier ontwerpteams hebben elk hun visie gegeven op een scheg en oplossingen geboden om de scheggen beter te verbinden met het ommeland.
Zo maakte bureau Karres/Brands voor de Amstelscheg meer verbindingen met de achterliggende wijken.
BOOM landschape bedacht voor de Scheg van West een opvangsysteem van regenwater aan de randen en een verbinding met het Groene Hart.
Vraagtekens
Tijdens de presentatie werden kritische vragen gesteld door de aanwezigen: Wat is nou eigenlijk een scheg?
En wat is de waarde ervan? Tot nu toe geldt bebouwde grond als waardevoller dan niet bebouwde, ecologisch ingerichte grond! Daar zou je je vraagtekens bij kunnen zetten, zeker als je meer op de lange termijn denkt.
Het is natuurlijk van belang dat er ook iets met de uitkomsten wordt gedaan. Daarom is het manifest bij de opening van de tentoonstelling in december 2019 overhandigd aan wethouder RO, Marieke van Doorninck. Maar eens zien of we iets ervan gaan terugzien de Omgevingsvisie die de gemeente Amsterdam momenteel opstelt…
Tekst en foto’s: Ellen van Kessel